Water als productiefactor is nu en de komende jaren een hot item op vele agenda’s. Goed gietwater is immer de basis voor een geslaagde teelt.
Kwekers stellen hoge eisen aan de kwaliteit van het uitgangswater voor het beregenen. Hiervoor zijn verschillende redenen te noemen. Bladeren en bloemen mogen niet bruin of blauw verkleurd zijn door ijzer of wit zijn van te veel kalk of bicarbonaat in het gietwater. Ook een aardbeienteler wil de maximale groei, dus geen aanslag op de bladeren wat de assimilatie en verdamping belemmert.
Een te hoog ijzer-, kalk- of bicarbonaatgehalte kan ook tot verstopping van de druppelsystemen leiden, vooral bij de wat fijnere beregeningssystemen met kleine sproeiers met kleine druppels en geringe afgiftes. De laatste jaren neemt het gebruik van druppelbevloeiing toe. Druppelbevloeiing al dan niet met fertigatie is alleen mogelijk bij goed uitgangswater.
Verder mag de EC van het gietwater niet te hoog zijn. Door de vaak verplichte recirculatie wordt een gedeelte van het uitgangswater opgevangen en weer hergebruikt en kan bij slecht gietwater ophoping van ballastzouten ontstaan in het water en in de pot.
Nu al hebben kwekers met toenemende kosten te maken om over voldoende kwalitatief goed grondwater te beschikken. Denk bijvoorbeeld aan de landelijke en provinciale heffingen op grondwater en over de aanleg van bassins en silo’s. Hierbij komt nog vaak dat het uitgangswater moet worden behandeld om geschikt te zijn voor het beregenen zeker bij bovenover.
Welke kwaliteit gietwater?
Het is verstandig het grondwater of het oppervlaktewater te laten bemonsteren om te kijken of het geschikt is als gietwater. Watermonsters kunnen worden genomen en uitgezocht door diverse laboratoria.
Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek wordt de bemesting bepaald (hoogte aanwezigheid van N. P. K. Ca. Mg. enz.) en is uit te zoeken welke behandeling het water moet hebben zoals aanzuren, beluchten ontijzeren (pH, ijzer, bicarbonaat, Ca. Mg. Mn.).
Een redelijke kwaliteit gietwater moet aan de volgende eisen voldoen:
- EC < 0,5 ms
- pH > 5,5
- totale hardheid < 3 mmol
- Ca + Mg
- HCO3 (bicarbonaat) < 3-4 mmol
- Fe2+/Fe3+ (totaal ijzer) < 18,5 – 37 mmol
- Mn < 18 mmol
- CO2 < 0,3 mmol
- NH4 < 0,1 mmol
- Na (Na+) < 5 mmol
- Cl (=keukenzout) < 3 mmol
- K, Mg, Ca, NO3 en P zijn meestal niet schadelijk mits de gehalten beneden het bemestingsniveau liggen.
Meest voorkomende verontreiniging c.q. te hoge gehaltes bij diverse soorten water
Oppervlakte water
Het oppervlakte water is qua samenstelling zeer verschillend in diverse regio’s in Nederland. De geschiktheid wordt vooral bepaald door de EC die nogal eens te hoog is. Te hoog gehalte aan Na en Cl en soms SO4 (vooral in het Westen) en soms een te hoog bicarbonaat (HCO3) gehalte (vooral in het Zuiden en Oosten van Nederland). Een behandeling middels omgekeerde Osmose is mogelijk maar zeker bij gebruik van grote hoeveelheden water zéér duur. Een belemmering voor gebruik van oppervlakte water zijn vaak ook de benodigde vergunningen. Ook is oppervlakte water vaak wisselend van kwaliteit.
Leidingwater
Leidingwater is vaak te duur (e 1 tot ruim e 2 per m³). Ook kan het vrij hard zijn, een vrij hoge pH en bicarbonaatgehalte hebben. Ook zit er vooral in het Westen van Nederland altijd Na en Cl in het water. Leidingwater wordt daarom vrijwel niet gebruikt.
Bronwater
De meeste bedrijven in Zuid, Oost en Noord-Nederland gebruiken bronwater. Kenmerken van bronwater zijn dat de pH sterk wisselend is bij vooral ondiepe bronnen, de EC (o.a. Nitraat) aan de hoge kant is en op vele dieptes te veel ijzer (Fe) in het grondwater zit.
Ook is in diverse regio’s het bicarbonaat (HCO3) gehalte veel te hoog, zeker bij diepere bronnen. Een te hoog HCO3 leidt zeker in de containerteelt bij regelmatig beregenen tot een sterk oplopende pH. Verrassend is dat grondwater van streek tot streek erg verschillend is qua samenstelling. Dus informeer bij het slaan van een bron altijd vooraf bij kwekers of boeren of tuinders in de buurt of bij bronneerbedrijven of uw boomteeltadviseur.
Regenwater
Regenwater is meestal prima van kwaliteit en bevat weinig ballaststoffen zoals Fe en bevat weinig HCO3. Het is kortom bijna de ideale kwaliteit. Daarom is bij slecht bronwater of slecht ander uitgangswater op het containerteeltbedrijf een behoorlijke wateropslag voor opvang van het regenwater van kassen, bedrijfsgebouwen en containervelden interessant (1000 m³ of meer per hectare). Ook heeft regenwater het voordeel dat de temperatuur hoger is dan van het bronwater.
Wat kunnen we doen om de waterkwaliteit te verbeteren?
Er zijn diverse mogelijkheden om de kwaliteit van het uitgangswater te verbeteren. Zoals vermeld kan bij een hoge EC veroorzaakt door bepaalde elementen, middels de bemesting worden gestuurd. In veel gevallen is de hoge EC echter de oorzaak van veel ballastzouten. Omgekeerde Osmose kan dan een oplossing bieden. HCO3 kan worden verlaagd door aanzuren met salpeterzuur en/of fosforzuur. Ook kan het HCO3 gehalte enigszins worden geregeld door een pH regeling op de bemestingsunit.
De meest voorkomende verontreiniging in het bronwater is een te hoog ijzergehalte. Afhankelijk van de hoeveelheid ijzer in het water, de aanwezigheid van HCO3, de pH het CO2, NH3 en CH4 gehalte is ook te bepalen welke vorm van ontijzeren er is te gebruiken.
Onderstaand gaan we in op de mogelijkheden die er zijn bij een te hoog ijzergehalte in de bron.
Ontijzeren / beluchten
Het belangrijkste is altijd voor u een brongat boren. Informeer naar de diepten waar het minste ijzer in het grondwater zit. Soms is dit heel ondiep (5 – 15 meter), in sommige regio’s heel diep (150 – 250 meter). De goedkoopste vorm om het ijzer uit het water te “halen” is het beluchten. Bij een Fe gehalte lager dan 75 à 80 mmol en de aanwezigheid van enig bicarbonaat is het beluchten in een bassin vaak voldoende om het ijzer uit het bronwater te halen.
IJzer komt in het bronwater voor als tweewaardig Ferro vorm (Fe2+). Door het water te beluchten, dus van zuurstof te voorzien gaat het ijzer van tweewaardige Ferro over in driewaardig Ferri (Fe3+). Er ontstaat dan ijzer hydroxide Fe(OH)3 dat neerslaat in het bassin. De reactie is als volgt 4Fe2+ + O2 + H2O 4Fe(OH)3+8H+. De H+ reageert met HCO3 waaruit H2O (water) en CO2 ontstaat.
Bij meer Fe in het water kan worden gekozen voor een open of gesloten ontijzeringsinstallatie. De opbouw van de installaties kunt u op de afbeeldingen zien. Bij de veel gebruikte open installatie wordt water opgepompt naar een Dresdener sproeier (druk ± 0,1 bar). Hier komt het water uit de sproeier als een vlies in de vorm van een paraplu, dus een optimale beluchting. Via de beluchting vlokt het ijzer uit waarna het zich afzet op het grind in de filterbak. Zit het filter vol dan moet via de beregeningspomp worden teruggespoeld.
Capaciteiten van de ontijzeringsinstallatie worden bepaald door de hoeveelheid water die men op het bedrijf op een droge dag nodig heeft. Is dit bijv. 200 m³ dan moet de capaciteit van de installatie minimaal 10 m³ per uur bedragen (20 uur à 10 m³).
Bij een gesloten ontijzeringsinstallatie wordt de benodigde lucht (zuurstof) met een compressor toegediend. Het opgepompte water wordt in een mengtank intensief in contact gebracht met de lucht van de compressor. Na de mengtank gaat het water naar 2 filters waarin een filtervulling zit vergelijkbaar met de open installaties.